Uitzendbeding in strijd met wet?
Op 23 september 2022 heeft advocaat-generaal De Bock in een zaak bij de Hoge Raad geadviseerd dat het uitzendbeding in sommige gevallen in strijd is met de wet. Wat is een uitzendbeding en waarom moeten uitzendbureaus, inleners en uitzendkrachten op hun hoede zijn?
Het uitzendbeding
In 2021 werkten 423.000 mensen in Nederland als uitzendkracht. Zij hebben een uitzendovereenkomst met het uitzendbureau, waarbij het werk wordt uitgevoerd onder toezicht en leiding van een derde, de inlener. Een driepartijensysteem dus.
Uitzendkrachten vallen onder de NBBU- of ABU-cao. Daarin staat het uitzendbeding uitgebreid beschreven: de uitzendovereenkomst eindigt met onmiddellijke ingang als de uitzendkracht het werk niet langer kan of wil verrichten en als de inlener om welke reden dan ook de uitzendkracht niet langer kan of wil inlenen. Een hele mond vol. Het komt er feitelijk op neer dat de uitzendkracht zijn baan meteen kwijt is als de inlener hem niet meer wil inlenen of als hij het werk niet meer kan uitvoeren.
Dat geldt óók als de uitzendkracht ziek wordt of een ongeval krijgt en daardoor (tijdelijk) niet meer kan werken. Sterker nog: als de uitzendkracht zich ziek meldt, dan wordt dat volgens de CAO eigenlijk gezien als verzoek van de inlener aan het uitzendbureau om het inlenen te stoppen. Gevolg: de uitzendkracht staat meteen op straat. Daarop is (terecht) veel kritiek.
Kritiek op uitzendbeding bij arbeidsongeschiktheid uitzendkracht
Het uitzendbeding heeft op zich een wettelijke basis. In principe mag de uitzendovereenkomst onmiddellijk eindigen als de inlener de uitzendkracht niet langer wil of kan inlenen. De kritiek op het beding speelt vooral als dat gebeurt omdat de uitzendkracht (tijdelijk) arbeidsongeschikt raakt. De wet bepaalt immers ook dat een werknemer niet ontslagen mag worden, omdat hij zich ziek meldt. Met het uitgebreide uitzendbeding uit de CAO’s wordt dat omzeild.
In de rechtspraak wordt verschillend geoordeeld over het uitzendbeding. Vanwege uiteenlopende uitspraken wordt het van belang gevonden dat de Hoge Raad uitspraak doet. Die uitspraak moet dan door andere rechters worden gevolgd.
Advies AG
De advocaat-generaal, een adviseur van de Hoge Raad, adviseert te oordelen dat het uitzendbeding bij ziekte of een arbeidsongeval niet rechtsgeldig is.
De eerste reden daarvoor is dat het dus in strijd is met de bescherming die de wetgever wil bieden aan zieke of arbeidsongeschikte werknemers. Het is in strijd met deze bescherming dat een uitzendkracht die zich ziek meldt of een (arbeids)ongeval krijgt, onmiddellijk zijn baan kwijt is.
De tweede reden is dat het uitzendbeding uit de cao verder gaat dan de wet. De wet staat namelijk toe dat de uitzendovereenkomst onmiddellijk eindigt op verzoek van de inlener, als die de uitzendkracht niet langer wil inlenen. In het uitzendbeding van de NBBU- of ABU-cao is opgenomen dat de inlener geacht wordt zo’n verzoek te hebben gedaan bij ziekte of ongeval van de uitzendkracht. De inlener hoeft dus helemaal geen daadwerkelijk verzoek tot beëindiging in te dienen. Het gebeurt automatisch.
Om die redenen vindt de advocaat-generaal het uitzendbeding nietig. Dat betekent dat het geen werking heeft en automatisch ongeldig is.
Gevolgen
Wat betekent dit voor uitzendbureaus, inleners en uitzendkrachten? Vooralsnog niets. De Hoge Raad kan het advies opvolgen, maar dat hoeft niet. Een uitspraak hierover wordt pas verwacht in maart 2023. Tot die tijd is het uitzendbeding niet nietig.
Wel is het denkbaar dat uitzendkrachten die hun baan hierdoor kwijtraken zich gesterkt voelen door het advies en naar de rechter stappen. Rechters zouden kunnen oordelen dat het uitzendbeding inderdaad in strijd is met de wet.
In veel gevallen volgt de Hoge Raad het advies van de advocaat-generaal op. Houd dus rekening met de kans dat het uitzendbeding bij ziekte of ongeval op termijn niet meer ingeroepen kan worden!
Belangrijk om te benadrukken is dat het uitzendbeding niet in zijn geheel in strijd met de wet wordt geacht. Anders dan bij ziekte, ongeval of bijvoorbeeld zwangerschap kan de uitzendovereenkomst onmiddellijk eindigen op verzoek van de inlener. Die mogelijkheid zal (voorlopig) blijven bestaan.
Het uitzendbeding staat dus op de tocht. Het wordt interessant om te zien hoe de Hoge Raad zal oordelen.
Gerwin Wezelman